-
1 pencher
pencher [pãsĵee]1 (over)hellen ⇒ schuin zijn, scheef hangen♦voorbeelden:→ balanceII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:1. v1) (over)hellen, scheef hangen2. se pencherv1) zich buigen, zich bukken -
2 stoop
n. veranda; vooroverbuigen, gebukte houding--------v. zich bukken, voorover buigenstoop1[ stoe:p] 〈 zelfstandig naamwoord〉2 ronde rug ⇒ kromme/gebogen rug————————stoop2♦voorbeelden:stoop to folly • zich tot onbezonnenheden verlagenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 buigen♦voorbeelden: -
3 bukken
♦voorbeelden:II 〈wederkerend werkwoord; zich bukken〉 -
4 bukken
1 [voorover buigen] se baisser2 [zwichten] céder (à, devant, sous)♦voorbeelden:hij gaat gebukt onder deze verantwoordelijkheid • cette responsabilité pèse sur luiII 〈wederkerend werkwoord; zich bukken〉1 [voorover buigen] se baisser -
5 herabbeugen
herabbeugen1 omlaag-, neerbuigen
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский
- Французский